Voor de eclips in Wyoming op 21 augustus heb ik een kleine pinhole-camera gemaakt voor een solargraph; een eenvoudig houten doosje met een velletje fotopapier erin, en een piepklein speldenprikgaatje in een stukje alufolie waar het licht door naar binnen kan – een camera obscura. Dit kistje heb ik ongeveer 2 uur vóór de verduistering ergens tussen een stapeltje stenen gezet en de opname gestart door een plakbandje voor het prikgaatje weg te halen.
In de loop van een aantal uren heeft de zon een spoor over de opname getrokken. Het is die hele periode onbewolkt geweest en behalve het moment van de eclips zelf is er geen helderheidsdip in de opname te zien. Je ziet heel duidelijk op welk moment de verduistering totaal was (de corona is uiteraard veel te zwak om zichtbaar te zijn), maar je ziet op de foto nog iets opvallends: aan het begin van de verduistering (links) verzwakt het spoor heel gelijkmatig, maar aan het einde van de verduistering is het spoor duidelijk helderder aan de bovenkant. Dit heeft te maken met hoe de maan voor de zon langs beweegt, het pad van de zon langs de hemel, en aan welke kant van de maan het laatste en eerste stukje zonlicht zichtbaar was.
Omdat de belichtingstijd voor een solargraph erg kort was (hooguit 4 uurtjes) en omdat de gedeeltelijk verduisterde zon ook niet bepaald veel licht afgeeft, moest ik het contrast achteraf enorm verhogen om iets van de voorgrond zichtbaar te maken, vandaar de ruis. Op het originele velletje fotopapier is zelfs helemaal niets van de boom te zien, pas na flink schuiven aan de contrastknoppen in Photoshop kwam het silhouet tevoorschijn.